
ArtVark 16 November 2025


Schilderes


Openingstoespraak door Marijke Licher
WELKOM allemaal, Wat fijn dat jullie hier allemaal zijn. Heel bijzonder ook omdat het werk van Alja Cousin maar zelden ze zien is en hier zo mooi tot z’n recht komt! Het is een eer voor mij om hier te staan en deze expositie ‘Spectrum van ruimte en licht’ te mogen openen. En een unieke kans om haar oeuvre en talenten uit te lichten en te kunnen vertellen dat Alja een sleutelpositie heeft ingenomen in mijn leven. Ze heeft mijn venster geopend naar de kunst. Als docent mijn voorbeeld, als kunstenaar een grote inspiratiebron en nog steeds mijn bijzondere en intrigerende vriendin voor het leven. Velen kennen Alja vooral als docent bij ’t Klooster waar zij jarenlang les heeft gegeven, maar alle overige tijd was ze te vinden in haar mooie lichte atelier, waar zij als een alchemist kleuren mengde om het licht te kunnen vangen op het schilderdoek.
Vandaag is ze hier niet bij, dat is echt een beetje te veel, zij geniet nu van de rust en ruimte in haar atelier. Maar ik denk dat ze verrast zou zijn dat jullie er allemaal wel zijn!
Alja wilde altijd schilder worden, als kind al. Ze leerde de basis op de Rijksacademie in Amsterdam en ontwikkelde zich tot een getalenteerd schilder, verdiepte zich in nieuwe kunststromingen en onderzocht alle mogelijkheden van verf en compositie. Dat is ook te zien aan haar enorme productie en collectie. Boeken vol schetsen, haar atelier vol kleurige pigmenten en in elke hoek van het huis grote en kleine schilderijen.
Nu, op haar 91e , bestudeert ze nog steeds de schilderijen in kunstboeken of gaat ze helemaal op in een vol schetsboek. En soms pakt ze een kwast ter hand, zo gewoon, zo vanzelfsprekend. Vol concentratie doopt ze die dan in haar thee en zoekt ze in een van haar schetsboeken naar een plekje waar mogelijk nog iets zou kunnen gebeuren. Ik verdenk haar ervan dat ze nog steeds weet hoe ze door haar schilderijen kan blijven dwalen. Haar uitzicht is nu de gekleurde binnenwereld, en de ruimte die ze ervaart in de dagen samen met Gert in haar atelier.
Haar verhaal gaat ver terug. Dat is ook niet zo gek als je in 1934 geboren bent. Vanuit Amsterdam lokte liefde haar in de jaren 60 naar Harderwijk en tekende ze de contouren voor kunstbeoefening in deze stad. Ze bleek een pionier. Eenmaal hier klom ze, jong en onverschrokken, samen met andere kunstenaars op de barricades voor de kunst. Ze kraakten een boerderij, een broedplaats waar de deur openstond om kunst te komen maken. Zo was Alja in 1972 een van de oprichters van het Kreatief Sentrum. Dit groeide, na huisvestiging op het Kloosterplein, in de jaren 80 steeds verder uit,. Portret en model, aquarel, olieverf, grafiek en themaweekenden, alles was mogelijk. Een inspirator ‘pur sang’ , die zo vanzelfsprekend haar passie kon overbrengen op anderen.
Elke week had deze docent een model nodig, en zo belandde ik in 1979 bij haar op een stoel in de Boerderij met minstens 32 starende ogen op mij gericht. Als tegenprestatie mocht ik ook een keer meetekenen. Ik vond haar prachtig sterk en overtuigend, dus het werd een ja. Zij leerde mij kijken, echt kijken, intens waarnemen, opgaan in concentratie, tekenen. Ze leerde mij de essentie van ver-beelding en hoe er op het doek de mooiste dingen gebeuren, juist die je niet voorziet. Pure magie. Dat er licht en kleur is en ruimte. Dat bracht mij uiteindelijk naar de kunstacademie. Ik was niet de enige. In al die jaren lesgegeven heeft ze iedereen betoverd. Ik zie hier anderen die, net als ik, ooit zijn begonnen bij Alja en nooit meer zijn gestopt met kunst maken. Niemand wilde bij haar weg. Dat is een enorme verdienste ! Ik bewonder de kunstenaar Alja, haar autonomie en vrije geest. Met haar oog voor detail, haar beschouwende blik en haar werkwijze liet ze zien hoe je in dialoog kunt gaan met je cursisten over kunst. Ze heeft een eigen didactiek ontwikkeld, bedacht aansprekende thema’s voor o.a. de academiegroepen, en legde vanzelfsprekend verbindingen naar andere kunstdisciplines zoals moderne dans en muziek. De scherpe analyse van haar eigen werk paste ze ook met humor toe in de lessen. Ik had het voorrecht om schildergroepen van haar over te nemen en ook zeker 10 jaar samen met Alja les mogen geven, ik heb veel van haar geleerd. Door al de jaren heen groeide tussen ons een diepe vriendschap en nog steeds zie ik licht in haar ogen bij elke ontmoeting. En nu deze expositie: Spectrum van ruimte en licht. Alja heeft hier in de kapel vaker geexposeerd, ook met haar kunstenaarsgroep Tragant, Werken uit verschillende periodes hebben aan deze muren gehangen. En nu is hier tot begin januari een selectie uit haar levenswerk te zien, uniek en bijzonder !
Hoe passend dat haar schilderijen nu hier hangen. Het spectrum van licht en ruimte, speelt zowel in deze ruimte als in het werk van Alja een grote rol. Ze schilderde al heel lang abstract maar haar grote lichte atelier en de ontdekking dat ze met pigmenten en ei zelf haar verf kon maken: deze complexe oude schildertechniek tempera veranderde alles. De menging van de kleuren, de huid van het schilderij en ook de thematiek. Daarmee wist ze nog meer haar eigen werelden te scheppen.
Vooral haar series werken, geinspireerd op haar studiereis naar Japan, vallen op door de beleving van ruimte en de intensiteit van kleur. Ze bezocht tempels in Japan en daarover vertelde ze: ‘Ruimte en licht, daar ben ik mee bezig. In het donker is de uitsparing van het raam zo fascinerend, zo mooi. Je kunt dingen van verschillende kanten bekijken. Er is niet één beeld, éen waarheid, er zijn altijd meerdere gezichtspunten, verschillende blikvelden naast elkaar. ‘Er is een binnenwereld en een buitenwereld.’ Dit vertelt ze in de film: ‘Verliefd op tempera’. Deze korte film, een kunstenaarsportret van Alja Cousin uit 2004, wordt vandaag ook getoond en is gemaakt door Joke Zandstra.
De Japanse titels van de werken vertellen ook over die subtiele vermenging van sferen. Ze maakte duizenden kleine kleurpotloodstudies, deze schetsboekjes tonen een gepassioneerd onderzoek van de kunstenaar naar compositie en beeldtaal. Met een paar beeldende basis-elementen als uitgangspunt kon tijdens het schilderen de meeste energie en aandacht gaan naar de werking van de kleuren, de ervaring, een lichtschijnsel in de ruimte. Deze verschuivingen tussen binnen en buiten verbeelden ook iets uit de innerlijke ruimte, de vensters en ervaringen van Alja zelf: ‘Je moet kunnen luisteren naar je schilderij, anders laat je heel veel mooie dingen liggen, het toeval, de interactie, daar moet je op werken’. Ze voelde het resoneren, omdat het haar als schetsje al aansprak.
Alja wilde schilder worden, als we hier om ons heen kijken naar deze selectie uit Alja’s oeuvre, kunnen we zien en ervaren dat dat volledig gelukt is. En met deze expositie willen we jullie ook verleiden tot een mooi kunstwerk aan jouw muur van een gepassioneerd kunstenares die kunst in Harderwijk op de kaart heeft gezet.
En Alja? … zij geniet nog elke dag van het licht in haar atelier. Dank voor jullie aandacht! Speciaal worden bedankt:
De expositiecommissie voor het inrichten van de tentoonstelling: Marjolein Daemen en Tjitske Wolthuis
Jan Dekker en Tjitske Wolthuis voor de selectie van de werken
Jan Dekker : titel expositie en tekst op uitnodiging
Gert Kok voor de verzamelde werken in de catalogus
Joke Zandstra voor de korte film
Anneke van der Nol voor de mailing aan genodigden
Dany Kok voor het printen van de kaartjes
Irko Bakker voor het transport
Spectrum van Ruimte & Licht toont fases uit het ouvre van Alja, waarin ruimte en licht een voortdurende dialoog aangaan.
Naast de deur van haar atelier hing jarenlang een citaat van Italo Calvino:
“Aangezien er wereld is aan deze kant van het raam en aan die andere kant, is het ‘ik’misschien niets anders dan het raam waardoor de ene wereld naar de andere kijkt.”
Dat beeld van het raam “als grens en verbinding” vormt de kern van Cousins kunstenaarschap.
Opening
De tentoonstelling wordt feestelijk geopend op
zaterdag 8 november om 16.00 uur
door Marijke Licher, voormalig directeur van Cultuurkust.

Allereerst is er een kip; een kip die een ei legt.
Je breekt de schaal en vangt de dooier op een bord.
Zo is er een zon ontstaan.
Schenk er wat bier, wijn of water bij en drie druppels olie.
Dan meng je het met kleur in de vorm van pigment. Magenta, kobalt, purper, violet, roze, groen, het oranje van een wilde brand, oker, citroengeel of het gewoonste blauw van het land.
Voeg vervolgens een scheutje magie en een lepeltje licht toe.
Dan is er een hand, een meesterhand. De hand van een vrouw, de hand van een mystica, de hand van een meisje; een minnekind.
Een hand die alles omvat wat is doorleefd, doordacht, doorvoeld en doormind.
Zelden heeft de hand van een meester het licht zo geraakt.
Stel je een symfonie voor, uitgevoerd door een denkbeeldig orkest in een kathedraal van louter kleur, een imaginair stelsel van lijnen en vlakken. Muren waarover het licht schijnt staan weerloos te wachten op verf.
Laat schaduwen ontstaan, zet ramen open. Stel je een ruimte voor waarin stralen binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan, binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan, binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan tot het donker is, je slaapt, en in je dromen dit lichtspel verdergaat.
Stel je bloemen voor, een hele weide vol met bloemen en bomen waarin de wind golvende en wiegende bewegingen veroorzaakt, ze transformeert tot huidcontact en ze laat verdwijnen in je ogen.
Ooit zag je de hemel, een hemel vol rozen in het helderste licht ooit aanschouwd. Ooit zag je God en zag je door Zijn blik de mensen. Mensen alleen, blije mensen, verdrietige mensen, boze mensen, angstige mensen. Je zag mensen die voluit wilden leven. Mensen die verder wilden kijken dan zij konden zien, het ongrijpbare gestalte wilden geven.
Soms nam je er eentje bij z’n hand. Dan zei je: ‘Kijk, jongen, daar is het licht en daar beweegt en kleurt een vormenspel. Kijk maar. Zie. Ontdoe jezelf van valse geschriften en schilder maar. Ja, schilder maar. Maar je mag ook tekenen en je mag zelfs helemaal niets.’
En je leidde hem met zachte hand naar zachter, scherper, puntiger, hoekiger, fijner, volmaakter. Soms vroeg hij om jouw potlood en dat gaf je hem. Soms vroeg hij om je kwast maar die hield je voor jezelf. Er zijn dingen die je nu eenmaal voor jezelf dient te houden. Laat hem maar gaan, dacht je soms, laat hem in Godsnaam maar gaan. Maar hij ging niet, hij bleef. Tot er in hem een beeld ontstond, een beeld zonder schaduw, alleen van licht, bijna vormloos. En hij ging.
En hele volksstammen gingen mee. Ze pakten krijt, verf, potlood en papier en zij schetsten. Ja, zij schetsten omdat zij gewone mensen zijn, geleid door de hand van de meester. En sommigen wilden meer.
Zij wezen naar daken en zeiden: ‘Daar valt het licht.’ Ze wezen naar bomen en zeiden: ‘Daar waait het.’ Ze wezen naar vensters en zeiden: ‘Daar is het helder’ en ze keken nog beter, vaker en meer. Zij keken door vensters en zagen het licht in de bomen en over de akkers vloeien en zij wisten, ja, zij wisten, daar is het licht, het licht dat ooit de meester toebehoorde en nu ons allemaal.
Ja, in het huis van de meester staan de deuren wijd open.
Naar de tuin. Naar de straat. Naar de kleuren, de vormen, de mensen.
Daar waar het huis van de meester grenst aan de tuin, geuren haar kruiden, staan haar boeken, kleurt het pigment van talloze bloemen haar doeken en waait de wind waar de wind wil gaan.
Geert Zomer, 27 augustus 2017
Ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling van Alja Cousin.
Schilderijen van Alja Cousin in “Cultuurkust” sept.2017.
Als je grootvader Eduard Cousin meubelmaker en architekt was in Nijmegen?
Als je roeitochten maakte met je vader Jules Cousin, die ook beeldend kunstenaar was , over de Amstel en het Gein? En die je leerde kijken? Als je van jongs af aan door een gaatje in de blindering achter het raam van de balletstudio van Sonia Gaskell stond te kijken naar de bewegingen van dansers zoals Rudi van Dantzig en Hans van Manen ? Als je dan ook nog naar de Academie naast het Rijksmuseum in Amsterdam ging?
Dan moet dit alles toch wel de opmaat zijn geweest naar een bestaan en leven als schilderes.
Het oeuvre van Alja Cousin bestaat uit 220 gecatalogiseerde schilderijen die opgeslagen staan in stellingen in haar woonkamer plus een 100-tal schilderij-formaten en studies , kleiner dan 30 x 30 cm en vele honderden tekeningen, etsen en aquarellen in ladenkasten in haar lichte en ruime atelier , die nog gecatalogiseerd moeten worden. Daarnaast zijn er de vele tientallen kleine kleurpotlood tekeningetjes van circa 5 x 5 cm, die dienen als icoontjes in haar documentatie kaartenbak, als rubricering van haar schilderijen.
Prachtige werkjes , om verliefd op te worden.
De 220 schilderijen, die meestal in series van 1 t/m 5 doeken of maximaal van 1 t/m 26 doeken zijn gemaakt , kun je onder verdelen in een vijftal perioden.
Ten eerste zijn er de portretten en landschappen uit de 50-er jaren.Gevolgd door de materie panelen en schilderijen uit de 60-er jaren van de vorige eeuw. In de jaren ’70 ontstonden de etsen en de aquarellen. Vervolgens de olieverf en acrylverf schilderijen van eind 70-er jaren en uit het begin van de 80-er jaren. En ten vijfde , vanaf 1986 , na het in gebruik nemen van de grote, transparante atelierruimte als aanbouw achter het woonhuis , de schilderijen met door haar zelf gemaakte ei temperaverf. Een verfsoort die veel meer licht toelaat, verdraagt en zelfs vraagt dan acryl-en olieverf.
Over de schilderijen met temperaverf van Alja in het bijzonder wil ik vandaag graag spreken tot jullie. Wat is daar over te vertellen ?
In een 4 tal kernbegrippen ? Ik wil het met jullie hebben over :
In het atelier van Alja stond een grijs studiedoekje van 20 x 20 cm. Ervoor een verticaal doormidden gebroken theekopje. Ook grijs. Twee keer bol en hol bijeen.
In het schilderijtje is een cirkel met twee “taartpunten” in twee verschillende grijstinten. De één lichter van toon dan de ander. Alléén als je als kijker van links naar rechts loopt en er voldoende daglicht is , zie je “bol” veranderen in “hol”. Het is “kijktaal”. “Schildertaal”. Géén “denktaal”. Bol en hol zijn géén twee kanten van één medaille. Dat wil zeggen : bij het gebroken kopje wel. In het schilderen is er géén dualiteit.Op het schilderdoekje zijn ze samen één. Ze staan als studiemateriaal in één van de vier vitrines opgesteld, hier in “Cultuurkust”.
Veel doeken van Alja laten delen met een vergrijzing van kleur zien, vaak in combinatie met vlakgedeeltes van sterkere kleurwaarden. Het maakt de ruimtewerking nog meer ervaarbaar als “nabij” en tegelijkertijd “dieper en meer veraf”. De ervaring van een soort “Heimweh”in het hart en een “Fern-weh” naar de verre wereld als twee polen van ruimtewerking. Je ziet in haar schilderijen géén lineair verdwijnperspectief richting horizon , zoals in de Renaissance uitgevonden en meetkundig berekend werd.En dat zo langzamer- hand een misplaatst concept is geworden om naar de wereld te kijken. Haar werken bieden meer een perspectief op stilte, ruimte en atmosfeer zoals in de Chinese landschappen vanaf de 10e eeuw op haar hoogtepunt ,waarin het centrale thema het bewustzijn van de staat van “niet-ik” zijn verbeeld werd.
Hoe minder vormen je in een schilderij hebt, hoe belangrijker kleur wordt. Monochromie is misschien interessant, maar je hebt op z’n minst twee kleuren nodig om “de tango te kunnen dansen”. Dat is bij kleur zeker het geval.
De tot stand koming van kleurvelden ligt niet bij een proces in een lichtbron. Hoewel dit wel een voorwaarde is voor zuivere waarneming. Kleur is iets fysieks en psychisch in een non-dualiteit en ontstaat door het verschil tussen licht en donker, in de wereld én in het oog ,zoals Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) waarnam.Hij zag dat er alleen kleuren te zien zijn aan de randen van wit licht.Waar donkerte het licht onderbreekt.
In vroegere tijden werd KLEUR nogal eens in een kwaad daglicht gesteld. Het werd gerelateerd aan vulgariteit, aan banale, carnavaleske volks feesten, aan het infantiele, aan pathologie.Men leze er het uitermate lezenswaardige Engelstalige boekje “Chromophobia” ( =Angst voor kleur) op na van David Batchelor ,beeldend kunstenaar in London en broer van de athëistische boeddhist Stephen Batchelor.
Hoofdzakelijk werden deze negatieve connotaties veroorzaakt door denkcon-cepten uit onwetendheid en vooroordelen over kleur, maar meer nog door de voort durende ongrijpbaarheid voor begripsbepaling van het fenomeen kleur.
Na het aanschouwen van de schilderijen van Alja Cousin hoef je je over deze bovenstaande negatieve opsomming echter niet meer druk te maken. Haar werken zijn in staat om van iedere kijker een echte “Chromofiel” te maken. (“Een liefhebber van kleur”) . [**]
** "Chromophobia"- David Batchelor- Reaktion Books- 2014.
De vaardigheid om grote kleurvlakken ei tempera verf aan te brengen is Alja niet zomaar in de schoot geworpen. De meeste kunstenaars brengen kleurlagen met de temperaverf aan door oneindig veel arceringsstreepjes naast elkaar te trekken.
Tempera is de voorloper van olieverf en van recentere chemisch ontwikkelde verfsoorten.Tempera is vooral bekend van Romeinse fresco’s en Byzantijnse ikonen.Het Latijnse woord: “temperare” betekent “mengen”. Droge poedervormige pigmenten worden vermengd met eidooiers ,lijnolie en dammarvernis tot temperaverf. Een waterige en oliehoudende verfsubstantie voor hoge licht-echtheid van kleur en een halfmatte , transparante kleur reflectie.
De basis voor het in lagen aanbrengen van vloeibare kleurvelden in tempera door Alja , is terug te brengen tot de in het eind van de 70-er jaren ontstane aquarellen.
Een techniek van nat-in-nat werken die zij ontwikkelde toen haar zonen Irko en Kirian nog klein waren.Haar werkruimte bestond in die tijd uit een huiskamer-tafel. Ze zag in dat VORM op zich niet bestaat, maar UIT kleur op te bouwen is.
Haar inzicht was de prematuur van kleur boven vorm en maat.
Alja maakte aan het eind van de 70-er jaren geen “droge borstel” aquarellen op droog papier , maar ze schilderde “nat-in-nat” , met plassen aquarelverf op nat papier. Ver voorbij het “anything-goes”-principe, maar het medium aquarel verder brengend door vorm uit kleur te laten ontstaan.
Zó tonen alle schilderijen van Alja dat kijkwaarneming alleen maar waar is, wanneer die van moment tot moment aandachtig en met opmerkzaamheid ervaren kan worden , eerst door haarzelf bij het maken en nu door de kijker naar een schilderij uit haar handen.
In de eerste twee alinea’s van de catalogus “Ruimtes” van uitgeverij Flevodruk bij gelegenheid van een expositie van Alja’s schilderijen in 2004 , vind je hel-dere omschrijvingen van de thema’s die Alja’s kunstwerken belichamen : licht en ruimte . Het daar bijbehorende motto van de schrijver Italo Calvino uit die catalogus wil ik u echter niet onthouden. Het stond jarenlang geschreven naast de naar buitendraaiende achterdeur van haar atelier.
” Aangezien er wereld is aan deze kant van het raam en aan die kant , is het “ik” misschien niets anders dan het raam waardoor de ene wereld naar de andere wereld kijkt”.
De titels van Alja’s schilderijen lijken op het eerste gezicht kryptisch met namen als : Ma-Do[spreek: Maddo] , Soto , I-nai en Akari , Sho-Zo en Nâ-Ka. [spreek uit:Nak-kaa]
Eén van de studiereizen van Alja met Gert Kok ging naar Japan. Japanse tempels toonden haar de ruimtewerking , waarnaar ze al lange tijd op zoek was.
De titels zijn Japanse woorden voor ruimtelijke verhoudingen. Ma(d)-Do = venster. Soto= buiten. I-nai = binnen / in huis. Akari = licht . Sho-Zo = variaties van binnen en buiten. Nâ-Ka tot slot betekent : middenin een ver- houdingsrichting. Ook betekent het : in zich zelf gekeerd.Géén verschil tussen binnen & buiten.
Titels als Juxta (latijn voor : tegenover ) , Spiegel, Nest , Komrand en Ladder-nest mogen min of meer voor zich zelf spreken.
Zoals bij ikonen is in Alja’s werk het verdwijnpunt niet in de verte op de horizon gelegd, maar in de beschouwer met als doel het ontwikkelen en onderhouden van een opmerkzame en contemplatieve blik.
Een geheel ander aspect in het werk van Alja is , dat er vaak een klein wit vierkantje, een rood driehoekje of een gele stip op voorkomt. En andere kleine kleuraccenten met een functie.
Een schilder uit de Haagse School, Jan Henderik Weissenbruch (1822-1880 ) ,
maker van prachtig geschilderde stadsgezichten en wolkenluchten bracht dit principe tot volle glorie in zijn werk. Altijd is er één klein, in het hoogste licht geschilderd , wit vlakje te zien. Het dient binnen de context van het schilderij om het contrast in licht met de overige kleuren op het doek op subtiele wijze te intensiveren.
Bij Alja zijn ze in een groter regenboog spectrum van kleur vaak aanwezig op haar doeken. Met eenzelfde functie.
Met een opmerkzame , of meditatieve of contemplatieve blik raken we als kijker meer geïnteresseerd in de ervaring van de ware aard van de schilderijen van Alja Cousin.
Meer dan door het analyseren van de inhoud ervan. Opmerkzaamheid is een doordringende , diepgaande en grondige manier van kijken. Voor-en afkeuren tijdens het kijken dienen opgemerkt te worden en inwendig benoemd als “voorkeur” of “afkeur”. Daarna is er plaats voor werkelijk zien.
Wanneer concentratie en opmerkzaamheid zich goed ontwikkelen , van moment tot moment , ontvouwt het inzicht in haar werken zich als vanzelf. Het is een intuïtief weten en helder zien. Een vorm van geluk , dat door de dichter Rilke verwoord is , als : “een snelle winst van een naderend verlies”. Iets wat je niet kunt vasthouden.Een moment van bevrediging in hart en geest , dat diepgaand is. Géén fantasie , geen dagelijkse kringloop van routine ervaringen uit het verleden. Maar de ervaring van puur , helder bewustzijn. Een diepe bron van liefdevolle energie en inspiratie.
Amersfoort, zondag 27-8-2017. Jan Dekker.
Voorgedragen op 27 Augustus 2017 in aanwezigheid van Alja
Voor Alja
Het licht van de meester
Allereerst is er een kip; een kip die een ei legt.
Je breekt de schaal en vangt de dooier op een bord.
Zo is er een zon ontstaan.
Schenk er wat bier, wijn of water bij en drie druppels olie.
Dan meng je het met kleur in de vorm van pigment. Magenta, kobalt, purper, violet, roze, groen, het oranje van een wilde brand, oker, citroengeel of het gewoonste blauw van het land.
Voeg vervolgens een scheutje magie en een lepeltje licht toe.
Dan is er een hand, een meesterhand. De hand van een vrouw, de hand van een mystica, de hand van een meisje; een minnekind.
Een hand die alles omvat wat is doorleefd, doordacht, doorvoeld en doormind.
Zelden heeft de hand van een meester het licht zo geraakt.
Stel je een symfonie voor, uitgevoerd door een denkbeeldig orkest in een kathedraal van louter kleur, een imaginair stelsel van lijnen en vlakken. Muren waarover het licht schijnt staan weerloos te wachten op verf.
Laat schaduwen ontstaan, zet ramen open. Stel je een ruimte voor waarin stralen binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan, binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan, binnenkomen, vallen, opstaan en weer gaan tot het donker is, je slaapt, en in je dromen dit lichtspel verdergaat.
Stel je bloemen voor, een hele weide vol met bloemen en bomen waarin de wind golvende en wiegende bewegingen veroorzaakt, ze transformeert tot huidcontact en ze laat verdwijnen in je ogen.
Ooit zag je de hemel, een hemel vol rozen in het helderste licht ooit aanschouwd. Ooit zag je God en zag je door Zijn blik de mensen. Mensen alleen, blije mensen, verdrietige mensen, boze mensen, angstige mensen. Je zag mensen die voluit wilden leven. Mensen die verder wilden kijken dan zij konden zien, het ongrijpbare gestalte wilden geven.
Soms nam je er eentje bij z’n hand. Dan zei je: ‘Kijk, jongen, daar is het licht en daar beweegt en kleurt een vormenspel. Kijk maar. Zie. Ontdoe jezelf van valse geschriften en schilder maar. Ja, schilder maar. Maar je mag ook tekenen en je mag zelfs helemaal niets.’
En je leidde hem met zachte hand naar zachter, scherper, puntiger, hoekiger, fijner, volmaakter. Soms vroeg hij om jouw potlood en dat gaf je hem. Soms vroeg hij om je kwast maar die hield je voor jezelf. Er zijn dingen die je nu eenmaal voor jezelf dient te houden. Laat hem maar gaan, dacht je soms, laat hem in Godsnaam maar gaan. Maar hij ging niet, hij bleef. Tot er in hem een beeld ontstond, een beeld zonder schaduw, alleen van licht, bijna vormloos. En hij ging.
En hele volksstammen gingen mee. Ze pakten krijt, verf, potlood en papier en zij schetsten. Ja, zij schetsten omdat zij gewone mensen zijn, geleid door de hand van de meester. En sommigen wilden meer.
Zij wezen naar daken en zeiden: ‘Daar valt het licht.’ Ze wezen naar bomen en zeiden: ‘Daar waait het.’ Ze wezen naar vensters en zeiden: ‘Daar is het helder’ en ze keken nog beter, vaker en meer. Zij keken door vensters en zagen het licht in de bomen en over de akkers vloeien en zij wisten, ja, zij wisten, daar is het licht, het licht dat ooit de meester toebehoorde en nu ons allemaal.
Ja, in het huis van de meester staan de deuren wijd open.
Naar de tuin. Naar de straat. Naar de kleuren, de vormen, de mensen.
Daar waar het huis van de meester grenst aan de tuin, geuren haar kruiden, staan haar boeken, kleurt het pigment van talloze bloemen haar doeken en waait de wind waar de wind wil gaan.
Geert